Een initiatief van

Bestrijdingsmiddelen: hoe vergelijkt biologisch met gangbaar?

In de biologische landbouw worden geen chemisch-synthetische bestrijdingsmiddelen gebruikt. Bij onderzoek worden op biologische producten structureel minder restanten van pesticiden aangetroffen dan op gangbare producten; dat is een van de  redenen dat producenten van babyvoeding doorgaans kiezen voor biologisch product, want baby's zijn extra gevoelig voor de effecten van pesticidenresiduen. Maar dat betekent nog niet dat in de biologische landbouw helemaal niet gespoten wordt. De biologische landbouw zet naast natuurlijke vijanden (zoals sluipwespen) en preventieve maatregelen (bodemleven, biodiversiteit, vruchtwisseling) ook natuurlijke middelen zoals plantenextracten in. Ondertussen probeert de chemielobby de inzet van natuurlijke middelen aan banden te leggen en de negatieve effecten van chemische middelen te bagatelliseren. Hieronder behandelen we enkele aspecten van dit complexe vraagstuk. 

Nederland wil in 2030 chemie-vrije en natuurinclusieve landbouw

Het draagvlak voor landbouwchemie neemt in Europa af. Niet alleen omdat in de loop van decennia steeds meer schadelijke gevolgen zichtbaar worden maar ook omdat duurzame innovatie steeds meer manieren toont om de inzet van chemie te verminderen. Daarin fungeert biologische landbouw al decennia lang als voorloper en inspirator. Allerlei technieken die ook in de gangbare hoek steeds meer terrein winnen, zoals de inzet van natuurlijke gewasbescherming en natuurlijke vijanden of het stimuleren van de rol van het bodemleven, komen allemaal uit de ecologische hoek. 

Het Ministerie van LNV heeft in 2017 aan de WUR de opdracht gegeven om te werken aan beleid voor Groene Gewasbescherming. De doelstellingen voor 2030 zijn een "sterk verminderde afhankelijkheid" van chemische bestrijdingsmiddelen, in combinatie met "natuurinclusieve landbouw". Daarbij wil de overheid wel dat de agropositie van Nederland onverminderd sterk blijft; en als er in 2030 nog chemische middelen nodig zijn voor die agropisitie, dan mag dat, mits het géén middelen met hoog-risicoprofiel.

Het moge duidelijk zijn dat deze ambitie nogal sterk lijkt op wat de biologische landbouw al jaren neerzet. Het is ook begrijpelijk dat de agro-chemie zich zorgen maakt over deze ontwikkeling. De richting is duidelijk: chemie in de landbouw moet worden afgebouwd.

Krijg ik dan geen rupsen in mijn sla?

De tijd dat je in je biologische sla regelmatig rupsen tegenkwam, is al veertig jaar voorbij. In de prille begintijd accepteerden de natuurvoedingswinkels uit idealistische overwegingen dat producten minder mooi waren. In die tijd waren de pesticiden in de landbouw ook dermate zwaar dat je beter tien biologische rupsen kon eten dan een blaadje gangbare sla. Maar inmiddels is de biologische sector dermate geprofessionaliseerd, dat de producten er doorgaans net zo prachtig uitzien als ze smaken. En mocht je toch nog een beestje tegenkomen: dat kan je er makkelijk vanaf wassen, in tegenstelling tot landbouwgif

Planten bevatten toch ook natuurlijke gifstoffen?

Sommige voedingsgewassen bevatten inderdaad ook kleine hoeveelheden natuurlijke gifstoffen. Zo bevatten planten uit de nachtschadefamilie, zoals tomaten, aardappelen en aubergines, natuurlijke gifstoffen uit de klasse glycoalkaloïden. In de stam, bladeren en ogen van aardappels vind je solanine, een behoorlijk giftige stof. Maar je moet meer dan zes kilo geschilde aardappelen eten voor je ziek wordt. Het is onwaarschijnlijk dat natuurlijke gifstoffen je ziek maken. Groenten en fruit zijn juist veredeld op de afwezigheid van gifstoffen en de bereidingswijzen zijn gericht op het vermijden van deze stoffen. Daarnaast zijn we evolutionair toegerust om veel van dergelijke stoffen te verwerken. Dat geldt niet voor chemisch-synthetische gifstoffen, want die zijn we eerder in onze evolutie niet tegengekomen. Waarom zouden we nog onnatuurlijke gifstoffen toevoegen aan wat we via de natuur binnenkrijgen?

Zijn alle EU-goedgekeurde middelen veilig?

In Europa wordt het gebruik van pesticiden (herbiciden, insecticiden, fungiciden) gecontroleerd door de EFSA. Hierbij gaat men af op wetenschappelijk onderzoek. Daarbij moet echter aangetekend worden dat wetenschappelijke inzichten soms achter de feiten aanlopen en dat de industrie veel wetenschappelijke rapporten aanlevert. De chemische lobby is een van de grootste lobby's in Brussel, waar miljoenen in omgaan. Europese ambtenaren maken structureel gebruik van de diensten van lobbyisten. De wetenschappelijke objectiviteit wordt hierdoor niet aangetast, als het goed is, maar besluitvormingsprocessen kunnen wel beïnvloed worden. 

Goedgekeurd en schadelijk (1): neonicotinoïden 

Een EU-goedkeuring blijkt in de praktijk geen garantie dat een middel inderdaad onschadelijk is. De EU heeft jarenlang de inzet van neonicotinoïden goedgekeurd. Dit zijn zogenaamde systemischebestrijdingsmiddelen tegen insecten, die op het zaadgoed worden aangebracht en in de volwassen plant aanwezig blijven. Ze worden niet te bestrijding gebruikt, maar preventief. Mede daardoor is de inzet van neonicotinoïden in de EU en VS sinds de jaren '90 explosief gestegen. Inmiddels is gebleken dat deze middelen dramatische gevolgen hebben voor de bijen, andere insecten en zelfs de vogelpopulatie van Europa. Zo kelderde in Duitsland de insectenpopulatie met 76%, wat wordt gelinkt aan pesticidengebruik, waaronder neonicotinoïden. Daar dit alles gaan nu stemmen op om neonicotionoïden in heel Europa te verbieden. Al sinds 2010 komen onderzoeken uit die de gevaren van neonicotionoïden benoemen, maar de pesticidenlobby verzet tegen een verbod. Inmiddels heeft de EFSA zich ook formeel uitgesproken tegen neonicotinoïden, omdat ze schadelijk voor bijen zijn. Per eind 2018 heeft de EU inmiddels drie middelen verboden: imidaclopride, clothianidien en thiamethoxam.

Goedgekeurd en schadelijk (2): glyphosaat

Rond de "kill-it-all" onkruidverdelger glyfosaat (Roundup) woedt een zelfde soort discussie. Dit middel tast het aquatisch leven aan en is volgens de WHO carcinogeen. Het middel wordt in zeer grote hoeveelheden toegepast en kan worden teruggevonden in de urine van de meeste Europeanen. Met name sinds de introductie van gentechgewassen is het wereldwijde gebruik van glyphosaat explosief toegenomen. Volgens de WHO is het middel carcinogeen. Ondanks grootschalige protesten in diverse Europese landen zoals Frankrijk staat de EFSA op het standpunt dat het middel veilig is. Daarbij is wel gebleken dat de EFSA in haar risicobeoordeling letterlijk teksten heeft overgenomen van producenten. In 2017is het gebruik van glyphosaat weer voor 5 jaar goedgekeurd door de EU. 

Stapeleffecten niet meegenomen in risicobeoordeling

Wie in Nederland eet volgens de richtlijnen van het Voedingscentrum, krijgt dagelijks 20 soorten pesticiden binnen. Deze goedgekeurde middelen zouden geen gevaar voor de gezondheid moeten zijn, wanneer ze op verantwoorde wijze worden toegepast. Bij glyphosaat is dit al zeer omstreden. Maar de Europese risicoanalyses geen rekening met stapeleffecten: bepaalde pesticiden veroorzaken bij blootstelling onder de norm wellicht geen schade aan de mens; het is evenwel goed mogelijk dat het gestapelde effect van meerdere pesticidenresiduen die elk voor zich onder de norm zijn, samen toch schadelijk zijn. Daar komt bij dat er bij steekproeven regelmatig groente en fruit worden gevonden die residuen bevatten boven de toelaatbare norm. De EFSA werkt aan nieuwe methoden om ook stapeleffecten mee te nemen, maar tot op heden worden deze niet in de praktijk gebracht.

Grote risico's voor kinderen en foetussen

Uit onderzoek blijkt dat kinderen tot 7 jaar veel minder weerstand hebben tegen pesticiden. Tot voor kort dacht men dat het immuunsysteem vanaf de leeftijd van 2 jaar sterk genoeg was om kleine hoeveelheden pesticiden te verwerken, maar deze leeftijdsgrens is nu opgerekt tot 7 jaar. Blootstelling aan pesticiden kan bij kinderen leiden tot een ontwikkelingsachterstand en gezondheidsproblemen.
Verder hebben kinderen in agrarisch gebied waar veel chemische landbouw wordt bedreven, een verhoogde kans op geboorteafwijkingen.

Hoe ziet de Europese lobby eruit?

De agro-chemische industrie geeft miljoenen uit aan Europese lobby om de negatieve effecten van chemische middelen te relativeren en het gebruik van natuurlijke middelen in diskrediet te brengen of onmogelijk te maken met wetgeving. In totaal zijn naar schatting 15.000 lobbyisten actief in de Brusselse wandelgangen. In Brussel zijn naar schatting meer dan duizend handelsverenigingen, 750 niet-gouvernementele organisaties, 500 commerciële bedrijven, 150 regionale overheden en 130 gespecialiseerde (meest Brits/Amerikaanse) advocatenkantoren actief. In totaal zou er één miljard euro per jaar worden uitgegeven aan lobbyen in Brussel. Hele stukken Europese wetgeving zijn letterlijk opgeschreven door lobbyisten. Dat is niet alleen maar negatief, wordt gezegd: ambtenaren kunnen niet alles weten en de lobbyisten dienen vaak als denktanks die feitelijke informatie aanleveren.

Ongezonde relatie tussen EU-wetmakers en stakeholders

Hier schuilen gevaren in.  Zo hebben lobbyisten van de chemische industrie in 2015 de REACH richtlijn van de Europese Unie tegen het gebruik van hormoonverstorende stoffen op allerlei manieren weten te blokkeren en vertragen. Brusselse insiders spreken van de grootste lobbycampagne in de geschiedenis van de Europese Unie.  Volgens de Corporate Europe Observatory: De ‘bubbel van Brussel’ leidt tot een ongezonde relatie tussen wetmakers en degenen die onderwerp van deze wetten zijn. Er is sprake van "draaideuren" tussen de Europese Commissie en het grote bedrijfsleven. 

Natuurlijke middelen... net zo gevaarlijk?

Groene middelen breken over het algemeen sneller af en zorgen voor minder vervuiling dan chemische bestrijdingsmiddelen, stelt het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM). Ook bevatten biologische middelen doorgaans verschillende stoffen waardoor insecten er minder snel resistentie tegen ontwikkelen. Tegelijk bestaat er onder boeren grote behoefte om meer groene middelen te gebruiken. Tot een paar jaar terug werden natuurlijke middelen met een laag risico (zoals bier, koemelke en plantenextracten) gewoon toegelaten in de Nederlandse landbouw, zonder ze te onderwerpen aan zware en kostbare Europese toelatingsprocedures. Dat is goed te verantwoorden. Stoffen die van nature voorkomen,  geschikt zijn voor menselijke consumptie, en biologisch snel afbreekbaar zijn, kunnen onmogelijk als risicovol beschouwd worden in een levend landbouwsysteem.

Onschuldige groene middelen tegengehouden

Door Europese wetgeving is het helaas veel moeilijker geworden om middelen in te zetten waarvan iedereen vermoedt dat ze onschuldig zijn - zoals melk, bier of groene zeep. Paprikatelers gebruiken bij het snoeien en oogsten al decennialang magere melk. Door hun handen en gereedschap daarin te dompelen, voorkomen ze dat zij een eventueel virus uit het sap van de ene paprikaplant overbrengen op een volgende plant. Tot een paar jaar terug was er in Nederland een regeling om dit soort groene middelen met een laag risico gewoon toe te laten. Die regeling voldeed echter niet aan de in 2011 geïntroduceerde Europese gewasbeschermingsverordening, waardoor vergunningen voor middelen met een laag risico nu veel lastiger afgegeven of verlengd kunnen worden. ‘Het is niet uit te leggen dat je bijvoorbeeld knoflook- en gistextracten wél mag eten, maar ze niet mag gebruiken als gewasbescherming op de akkers,’ zegt CDA-Europarlementariër Annie Schreijer-Pierik, die zich inzet om de ontstane situatie in Europa te veranderen. 

Wetgeving benadeelt kleinschalig en duurzaam

De agrochemische industrie heeft hiermee zijn zin gekregen. De wetgeving wordt gebruikt om kleine concurrenten uit de markt te zeven en kleinschalige concurrerende duurzame innovatie tegen te houden. Zij kunnen dit soort Europese procedures immers moeilijk betalen. Het is niet voor niets dat er 150 advacatenkantoren actief zijn in de Brusselse lobby; grote bedrijven gebruiken de wet om twintig jaar te anticiperen op de actualiteit. Ze creëren met wetgeving een omgeving waarin kleine spelers geen kans meer hebben. De gevolgen hiervan zijn al jaren voelbaar voor kleine biologische zaadveredelingsbedrijven, en zijn nu ook voelbaar voor boeren die natuurlijke middelen willen inzetten. De ontwikkeling van, onderzoek naar en inzet van natuurlijke, bestaande middelen wordt hiermee geremd. Op natuurlijke middelen kun je namelijk geen intellectuele eigendomsrechten doen gelden zoals op chemisch-synthetische middelen. Tegenover de kosten van dure toelatingsprocedures staan geen inkomsten uit patenten en exclusieve gebruiksrechten. In de praktijk zijn daardoor vrijwel uitsluitend grote bedrijven als BASF, Bayer, Monsanto en Syngenta nog in staat om nieuwe middelen te ontwikkelen en op de markt te brengen; een zeer onwenselijke situatie uit het oogpunt van duurzaamheid. 

Natuurlijke middelen kunnen ook schadelijk zijn

Groene middelen zijn vaak veiliger voor mens en milieu, maar dat is niet per definitie zo. Hoewel in de biologische landbouw minder middelen worden gebruikt, zijn er enkele stoffen die risico's voor het milieu met zich meebrengen. Daarbij moet aangetekend worden dat het arsenaal van bestrijdingsmiddelen veel beperkter is dan in de gangbare teelt. De biologische landbouw is nog niet "af", maar werkt er continu aan.

In de biologische landbouw mag bijvoorbeeld de stof Pyrethrine gebruikt worden, een plantenextract dat alle soorten insecten dood. Voor zoogdieren en vogels is het minder schadelijk dan veel synthetische insecticiden. Pyrethrine wordt snel afgebroken onder de invloed van licht, waardoor er geen schadelijke residu's achterblijven. Maar om de werkingsduur van het middel te verlengen werd de stof piperonylbutoxide (PBO) aan toegevoegd. Deze stof is volgens onderzoek laag-toxisch maar kan volgens recent onderzoek een negatief effect hebben op de ontwikkeling van kinderen. In Nederland is de verkoop van pyrethrine met PBO nu verboden. In Europees verband pleit de biologische koepelorganisatie IFOAM-EU voor een Europees verbod op deze stof. De biologische sector heeft ook een beter alternatief ontwikkeld, pyrethrine met koolzaadolie.

Ook wordt in de biologische landbouw Spinosad gebruikt, een middel dat wordt gebruikt om de koolvlieg tegen te gaan. Het wordt geproduceerd door een bacterie. Het spaart de nuttige lieveheersbeestjes, roofwantsen en roofmijten, maar is giftig voor bijen. Het wordt daarom bij voorkeur op de grond toegepast zodat het de bijen niet treft. Spinosad wordt snel afgebroken op de bladeren van de planten, maar langzaam in water. Het is matig toxisch tot toxisch voor regenwormen, vissen en waterorganismen. Het is dus niet erg goed voor de bodem. Het gezondheidsrisico voor mensen is volgens de WHO minimaal.

Een derde risicovolle stof is kopersulfaat, die het bodemleven aantast en met name regenwormen doodt als het in te grote hoeveelheden word gebruikt. Daar staat tegenover dat planten en dieren ook koper nodig hebben. Ook hier is het gezondheidsrisico voor mensen gering. Met betrekking tot kopersulfaat is de biologische sector druk bezig met het ontwikkelen van betere alternatieven.

Een biologisch middel dat schadelijk bleek voor mensen, is Rotenon, een plantenextract dat werd gebruikt tegen rupsen. Toen de schadelijke effecten duidelijk werden, is dit middel afgeschaft. Sinds 2007 is het zowel in de biologische als gangbare landbouw in Europa niet meer toegestaan.

Veelbelovende ontwikkeling: microbioom in plaats van chemie

In de biologische landbouw leeft het inzicht al decennia: de bodem is een leefomgeving van miljarden bacteriën, virussen en schimmels, die van belang zijn voor de gezondheid van planten; bij een gezonde bodembiodiversiteit ontstaan er allerlei symbiotische processen die een leefomgeving creëren waarin planten kunnen gedijen. Zowel in de landbouw als in de medische wetenschappen groeit de laatste jaren het inzicht dat dit microbioom een doorslaggevende rol speelt in de weerstand tegen ziekten en plagen - dat geldt zowel voor dieren, mensen als planten. Kort samengevat: als de plant in een bodem staat met een verarmd bodemleven, wordt de plant sneller ziek en is hij gevoeliger voor plagen. in de gangbare landbouw is nu steeds meer interesse in het inzetten van specifieke bacterieën of schimmels, om schadelijke ziektes tegen te gaan. De biologische landbouw doet hetzelfde al jaren, maar op een ecologische manier, door het hele bodemleven te stimuleren.

U bent hier